1280-1326 Van meenten tot marken

13 mei 1280. De graaf van Holland, Floris V (1254-1296), kwam te paard bij het kasteel Vreeland aan. De abdis van Elten, Godelinde (abdis van 1272 tot 1288), was al gearriveerd en zat aan tafel in de grote zaal. Floris nam tegenover haar plaats en kwam direct ter zake. Hij overhandigde de door de bisschop van Utrecht bezegelde oorkonde waarin de graaf van Holland liet weten dat Elten een week eerder (6 mei) Gooiland tegen een behoorlijke pachtsom (25 goudstukken per jaar) had overgedragen aan Holland. Godelinde beloofde vervolgens dat Elten en haar juffers ermee zouden instemmen. Na ruim driehonderd jaar kwam een einde aan het Eltense Gooiland. Maar waarom vond deze overdracht plaats? En wat betekende dit voor de Gooiers?

De belangrijkste reden was een machtspolitieke; de Gooise rentmeesters van Elten, de beruchte Van Amstels, klopten steeds vaker en harder op Floris’ achterdeur. Bovendien groeide hun machtsgebied buitenproportioneel. Floris vroeg daarom aan Elten om Gooiland in pacht aan hem over te dragen, inclusief de Gooise bezittingen van zijn belangrijkste rivaal Gijsbrecht IV van Amstel (circa 1230-circa 1303). Die worden in de begeleidende oorkonden usurpaties genoemd, waarmee Floris aantoonde dat de Van Amstels hun Gooise goederen onrechtmatig hadden verworven.

L.K.C. Prins (1887-1957), De eng bij Laren, z.d. De Gooise akkers werden engen genoemd en behoorden niet de gemene gronden. Koeien, paarden en schapen mochten er niet komen, behalve na de oogst. Dan moest het vee de stoppels weg grazen.


De pachtovereenkomst
Waarschijnlijk stemde Godelinde daarom zo gemakkelijk met de overdracht in; ze had immers geen greep op de Van Amstels, waardoor ze inkomsten uit Gooiland misliep. Door de verpachting leverde het gebied weer wat op.
Ze liet weten dat: ‘(…) wij met instemming van ons convent aan Floris, graaf van Holland, en zijn opvolgers een land dat Nardinclant wordt genoemd hebben overgedragen, met alles wat daarbij hoort, de heerschappij, de gezagsrechten, (…) keurmedigen, akkerlanden, gecultiveerde en ongecultiveerde landen, bossen, veenlanden, weidegronden, graslanden, water en waterlopen en alle andere rechtens daartoe behorende zaken die in voornoemd land genoemd kunnen worden’. Van belang is dat zowel de Gooiers als de gemene gronden (ongecultiveerde landen) overgedragen werden. De Gooiers heetten toen nog keurmedigen, een specifieke benaming voor horigen; het beste deel (de keur) van hun erfenis verviel aan de heer of in dit geval de abdis (denk aan de term keurslijf).

Van Nijenrodes: boswachters
Uitgezonderd was het boswachterschap van de heren van Nijenrode, maar de Gooise bezittingen van de heren van Amstel waren dus uitdrukkelijk inbegrepen. Zo schakelden Floris V en Godelinde de heren van Amstel uit. Floris V had nu een slot op de deur, Godelinde was verzekerd van inkomsten uit Gooiland. Let op, ze had Gooiland niet verkocht. Indien de pachtsom niet werd betaald, dan viel het gebied in zijn geheel terug aan Elten.

Marken: agrarische belangenorganisaties
De Gooise boeren waren argwanend. Want wat zou deze machtswisseling betekenen voor hun landbouw en veeteelt? Zouden zij nog vrijelijk kunnen beschikken over hun gemene gronden en akkers? Voordat Floris V zich daadwerkelijk met zijn Gooise onderdanen kon bemoeien, werd hij doodgeslagen op een veldje in Muiderberg. Het machtsvacuüm werd direct benut; de Gooiers organiseerden zich in twee landbouworganisaties of marken. De ene was gericht op de zuiver agrarische gemene gronden als weilanden en heidevelden, de andere op het bos.

Vertegenwoordigers van de stad Naarden en de dorpen Blaricum, Bussum, Huizen, Hilversum en Laren zaten vergaderingen voor en stelden reglementen op waarin werd bepaald door wie en op welke wijze de gemene gronden gebruikt mochten worden.
De gebruiksrechten op gemeenschappelijk of ‘gemeen’ gelegen gronden waren aanvankelijk gebaseerd op het bezit van akkergrond en verbonden aan de hoeve of boerderij – zakelijke rechten – en ontwikkelden zich tot persoonlijke overerfbare rechten, waardoor de bezitters ervan geërfde boeren werden, vandaar: erf-gooiers: meerderjarige mannen die woonden in Gooiland en in mannelijke lijn afstamden van … erfgooiers. In de middeleeuwen noemden ze zich nog ‘waerslude’, naar het Middelnederlandse ‘waer’ dat recht op het gebruik van onverdeelde gronden betekende.
Marken en geërfde boeren kwamen trouwens in heel Nederland en zelfs in heel West-Europa voor, alleen werden ze anders genoemd: in Drenthe en Twente buurschappen en buren, in Engeland commons en commoners, in Duitsland Gemeinden en Erben en in België vroenten en aanborgers. Erfgooiers waren dus geen aparte mensen of bewoners van een geïsoleerde enclave, maar verwant aan veel boeren in binnen- en buitenland.

Anoniem, De moord op Floris V in 1296, 1664-1669.