1500-1700 Eenheid

Het is om en nabij 1530. Enkele Loosdrechters hadden jarenlang fanatiek gewerkt aan de vergroting van hun percelen en waren halsoverkop de grens met Gooiland overgestoken. Ze besloten om ook daar grond te ontginnen, terwijl de erfgooiers er sprokkelhout, paddenstoelen en plaggen haalden. Toen de Hilversumse erfgooiers vernamen dat de Loosdrechtse buren niet van plan waren te vertrekken, protesteerden alle erfgooiers tegen dit landjepik…

De reden was simpel. Ieder verlies van gemene grond tastte het collectief aan en dat zou op termijn meer en grotere problemen opleveren. En als de groepsamenhang wegvalt, dan neemt de onderlinge agressie toe, dat wisten de erfgooiers maar al te goed. De strijd tegen een gezamenlijke vijand zou niet alleen de pijn van eerdere interne conflicten verzachten, maar ook bijdragen aan een hechtere en vooral sterkere erfgooiersgemeenschap.

Joachim van Sandrart (1606-1688), Portret van Pieter Cornelisz Hooft (1581-1647), drost van Muiden, geschiedschrijver en dichter. Ten halven lijve, bij een tafel met een boek en een globe, 1630-1700.


De Kerkelanden
Bijna vijftig jaar eerder was de Grote Kerk Naarden geheel afgebrand, een ramp voor de stad en de parochianen. Vandaar dat rap werd overgegaan tot herbouw. De erfgooiers – de kerk van Naarden was belangrijk voor de regio – besloten bij te dragen in de vorm van een schenking van uitgegraven stukken veen die met aarde waren volgestort (vullingen), gelegen tussen Loosdrecht en Hilversum. Later zouden ze Kerkelanden genoemd worden, ‘landen behorend tot het bezit van een kerk’. De Naarder kerk verpachtte deze venen aan de Loosdrechters en verzekerde zich op die manier van inkomsten.
De verpachting was echter zodanig geregeld dat de Loosdrechters juist gronden aan Gooise zijde in pacht kregen die op hun eigen percelen in Loosdrecht aansloten. In de loop van de tijd hadden ze die gronden voor het gemak in cultuur gebracht. De vullingen waren allengs redelijke bouw- of weilanden geworden en aan de kim lag nog veel meer tot cultuur te brengen woest land. Uiteindelijk kwamen de Loosdrechters steeds dichter bij niet aan hen verpachtte grond. Ook daar wisten ze wel raad mee, vooral omdat ze er bijna nooit erfgooiers zagen. En als ze dat wel deden, dan zagen ze erfgooiers die eigenlijk niets deden. Wat de Loosdrechters zich niet goed realiseerden, is dat dergelijk gebruik van grond gangbaar en typerend was voor die erfgooiers; een minieme benutting door zo weinig mogelijk mensen.
In 1534 besloten Hollandse bewindslieden in het voordeel van de Loosdrechters. ‘Laat ze ’t allemaal maar houden’, klonk de volkse samenvatting van hun besluit. De reden was dat zij jarenlang grote kosten hadden gemaakt om die gronden sowieso van nut te laten zijn. Bovendien kregen ze toestemming om hun percelen uit te breiden en deze na gedane zaken rechtmatig en werkelijk los te maken van Gooiland. En zo ontstond Nieuw-Loosdrecht… op voormalige erfgooiersgrond. De erfgooiers hadden hun lesje geleerd en sloten de gelederen. Maar toen een schoonzoon van Willem van Oranje zich in 1619 vergaapte aan deze en andere Gooise vullinglanden, begon het van voor af aan…

C. Danckertsz de Rij (1603-circa 1656), Kaart van Gooiland, van Hilversum tot Vreelandt en Naerden tot Weesep. Verso: Caerte van ‘sGraveland behorende bij de kiste van ‘s Grave[e]l[an]t. No. 26 Zuiden boven. A (492.622) 003, 1636. Danckertsz de Rij was landmeter en cartograaf van het project ‘s-Graveland. Hij maakte deze kaart waarop het Eerste Blok er groengekleurd en maagdelijk bij ligt. Een zandige kale vlakte was veranderd in een rechthoekige bouwstrook, geschikt voor de aanleg van buitens met siertuinen, doorkijkjes, grote vijvers en ruiterpaden. De bewoners lieten nadien eromheen weilanden aanleggen, terwijl verderop jonge aanplant snel verboste en flora en fauna tot leven kwamen.


De burgeroorlog om ‘s-Graveland
Prins Emanuel van Portugal (1568-1638) achtte complexen ten zuidwesten en westen van Hilversum uitermate geschikt voor de aanleg van enkele buitenplaatsen. Hij vroeg aan de Gooise baljuw P.C. Hooft (1581-1647) toestemming om ze aan te kopen. Hooft weigerde. Er rustten namelijk erfgooiersrechten op die gronden. Vijf jaar later was zijn bezwaar verdwenen en wilde hij samen met enkele Amsterdammers zélf de gebieden exploiteren. Maar de erfgooiers waren niet van plan hun gronden op te geven.
Gevolg: een heuse burgeroorlog. Aan de ene kant stonden de erfgooiers die met man en macht hun gebruiksrechten overeind probeerden te houden, onder meer door de al aangevangen ontginningswerken te ‘renverseren ende ommesmijten’ (vernietigen en omvergooien). Aan de andere kant maakte Hooft gemene zaak met de Amsterdammers om in ieder geval ‘s-Graveland aan te leggen en daarbij de hulp van de overheid in te roepen.

Op 13 maart 1626 lieten de ‘Ridderschap, Edelen ende Steden van Hollant etc’ op niet mis te verstane wijze weten dat het afgelopen moest zijn met het hinderen van de ontginning ‘alsnu genaemt S Gravenlant’.
Echter het zou nog tot 1634 duren voordat er een compromis werd bereikt. Op basis van een ‘buurspraak’ of algemene vergadering tekenden de erfgooiers dan eindelijk de vrede. Vanaf die tijd mocht niet zomaar en zonder overleg erfgooiersgrond voor andere dan agrarische doeleinden bestemd worden, laat staan dat het werd verkocht aan ‘buitenmensen’. Bovendien konden de huidige en toekomstige bewoners van het latere ­‘s-Graveland op geen enkele wijze profiteren van de Gooise gemeenschappelijke gronden. En dat gold ook voor erfgooiers die daar gingen wonen.

J. van Santen (kopie), Caerte ende Meetinghe gedaen (…) In Hollandt van seekere Bosch ende Vullinghe gelegen in Goylandt, 1597. De Loosdrechters waren Gooiland ‘ingewaaierd’ en hadden een fors stuk Hilversums grondgebied opgeslokt – bedenk de boog tussen de delen A en B, later het Eerste en Tweede Blok.